Een van de speerpunten van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) is het terugdringen van schijnzelfstandigheid. Een schijnzelfstandige is kort gezegd de ZZP-er die zich in een situatie bevindt die vergelijkbaar is met die van een werknemer. Een van de ongewenste gevolgen van de Wet DBA is dat een flink aantal ZZP-ers (volgens het FD vele duizenden) aan de kant zijn gezet en met name grote opdrachtgevers geen nieuwe opdrachten verstrekken. Opdrachtgevers vrezen hoge boetes en naheffingen en kiezen eieren voor hun geld. Een ding is zeker deze ZZP-ers hebben geen arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen van hun voormalig opdrachtgevers. Met name payrollbedrijven lijken garen te spinnen bij de Wet DBA.

Payrolling als alternatief

Bij  payrolling treedt de werker op papier in dienst bij het payrollbedrijf, maar verricht hij feitelijk zijn werkzaamheden bij zijn werkgever. Voor de werkgever heeft dit tevens tot voordeel dat hijzelf de selectie kan verrichten, maar de salarisadministratie en de verloning worden verzorgd door het payrollbedrijf. Voor de opdrachtgever lost dit het DBA probleem op. Er is echter al jaren veel kritiek op payrolling, omdat de payrollwerknemer een slechtere rechtspositie heeft dan de ‘normale’ werknemer (onder de WWZ is dat overigens verbeterd). Dat de Wet DBA tot doel heeft om schijnzelfstandigheid terug te dringen, maar als gevolg heeft dat de werker in een payrollconstructie terechtkomt, zal de wetgever een wrange nasmaak geven.

Payrolling duurder na uitspraak Hoge Raad

Op 4 november jl. heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan voor de payrollsector. De Hoge Raad heeft overwogen dat payrolling juridisch gezien kwalificeert als een uitzendovereenkomst (art. 7:690 BW). Dat heeft tot gevolg dat een (payroll)werkgever verplicht kan zijn tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds voor uitzendondernemingen. Maar ook dat op de payrollconstructie de ABU cao (cao voor Uitzendkrachten) van toepassing kan zijn. De Hoge Raad heeft tevens op 4 november jl. overwogen dat het payrollbedrijf ten aanzien van de premies werknemersverzekeringen kan worden ingedeeld in de uitzendsector, hetgeen een van de duurste sectoren is.

De payrollconstructie kan dus aanzienlijk duurder gaan worden. De werknemer profiteert bovendien niet per definitie van deze uitspraak van de Hoge Raad. Het payrollbedrijf kan op basis van deze uitspraak namelijk gebruik maken van het uitzendbeding (art. 7:691 lid 2 BW) op grond waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt indien de terbeschikkingstelling afloopt bij de werkgever, terwijl dit gat onder de WWZ door de wetgever juist was gedicht t.a.v. payrolling.

De wetgever is aan zet

De DBA puzzel is gelet op het voorgaande nog niet opgelost. Staatsecretaris Wiebes heeft op 21 november jl. aan de Tweede Kamer bericht dat de handhaving op de wet DBA wordt opgeschort tot 1 januari 2018. Bovendien wil hij binnen het kader van Wet DBA de criteria “vrije vervanging” en “gezagsverhouding” herijken. Voor de Staatssecretaris was met name het gegeven dat opdrachtgevers huiverig zijn om ZZP-ers in te huren en ZZP-ers op hun beurt bang zijn om opdrachten kwijt te raken, van doorslaggevend belang. De Hoge Raad heeft op zijn beurt opgemerkt dat het aan de wetgever is regels te stellen ten aanzien van payrolling indien de kwalificatie ‘uitzendovereenkomst’ ongewenst is. Er is derhalve werk aan de winkel voor de wetgever om de balans te herstellen.

Binnen het kantoor van Klaver Advocaten zijn wij gespecialiseerd op het gebied van arbeidsrecht. Voor meer informatie, neem contact met ons op.